Legato: een kwestievan knippen en plakken…
© Renée Harp tbv conservatorium van Amsterdam
Februari 2013
Een terugkerende hobbel: legato zingen. Moet je noten verbinden door een flinke glijer te maken? Er zijn talloze pogingen van zangers om te beschrijven wat legato is en hoe je legato moet zingen. Omschrijvingen als ‘een ononderbroken reeks tonen’ of ‘de noten binden’ maken wel iets duidelijk, maar het blijft moeilijk. Ik ga ook een poging doen: niet geschoten, altijd mis.
Legato zingen bestaat uit twee taken:
1. De duur van een noot overbruggen met de stemhebbende medeklinker of klinker. De (mede)klinker laten klinken zolang de noot duurt.
2. De reis van de ene noot naar de andere noot maken op de (mede) klinker.
Voor het eerste geldt, dat we eigenlijk de gesloten lettergrepen moeten openen. In dat geval zingen we op de (uitgerekte) klinker. Dit is de essentie van les 1 in de methode van Nicola Vaccai (1790-1848). Hij visualiseert hoe we in het legato de lettergrepen moeten lezen: in plaats van “man-ca sol-le-ci-ta” zingen we: “ma-nca so-lle-ci-ta”. En in plaats van “an-chor-che” zingen we “a-cho-rche”. Of in het Nederlands: “Am-ster-dam” zou worden: “A-mste-rda-m”… We mikken de laatste medeklinker van de lettergreep naar het begin van de volgende. Daarmee zien we dat we de lettergreep uitzingen op de klinker.
Voor beide taken geldt dat we kunnen blijven zingen op klinkers of op stemhebbende (‘voiced’) medeklinkers zoals de m, n, l, ng, z. Deze sluiten echter de klinkers af zodat het geluid veel nauwer klinkt. Klinkers heten in het Nederlands niet voor niets klinkers: op klinkers klinkt onze stem en kan onze stem gedurende een bepaalde duur klinken.
Om legato te zingen, moeten we dus ook naar de klinkers kijken. Op de klinker van noot naar noot reizen, betekent tevens dat we onze mond in de klinkerstand moeten laten, de kaak niet moeten sluiten onderweg en de tong in de juiste positie moeten laten liggen. De adem neemt de klank mee naar een hogere of lagere noot, niet ons op- en neerbewegen van het strottenhoofd.
We hebben nog een derde klus te klaren:
3. Gedurende het overbruggen van de duur van een noot en de reis naar de volgende moeten we zorgen dat de klank sprankelend (resonant) en in beweging blijft.Dit is misschien het moeilijkste van alles. Want hoe doe je dat? De adem niet vast zetten maar laten bewegen, versnellen en stromen. De kaak ontspannen laten. Wel voldoende luchtdruk geven (‘ademsteun’)… En vooral: toch maar aan de slag met de zangdocent(e) van je keuze…