Zingen met de klas: koud of warm?

Zingen met een klas: koud of warm?

© Renée Harp 2013 conservatorium van amsterdam

Warming up, waarom?
Waarom zou je eigenlijk opwarmen? Je kunt toch ook best zo beginnen, en al doende iets opbouwen? Dat is natuurlijk waar; als je je les zorgvuldig opbouwt, warm je ook op. Toch blijkt een vaste ‘openingsceremonie’ van een les wel goed te werken. Kinderen wennen eraan, en gaan er om vragen. Misschien denk je wel dat zo’n vast programma saai is, maar dat hoeft het niet te zijn. Wel vinden kinderen het prettig als ze herkennen wat je doet en wat je van ze verwacht. Herhaling werkt nu eenmaal (“repetitie”). En binnen een vast patroon kun je door kleine variaties zorgen voor afwisseling.

De opbouw van een warming up
In een warming up kun je van alles ‘opwarmen’, niet alleen de stem. Bijvoorbeeld ook: de hersens, het lichaam, de oren, de adem, de fantasie, de muzikaliteit en de communicatie of samenwerking. Je hebt als muzikant of zanger/es al deze elementen nodig, en de mate waarin ze opwarming en training behoeven is per persoon verschillend. Dat is lastig in een groep, omdat je als docent wil dat er niemand echt buiten de boot valt. In een warming up kunnen ze allemaal de revue passeren zonder dat er lang bij stil gestaan wordt, terwijl je eveneens zou kunnen uitproberen om langer stil te staan bij elementen die in een bepaalde groep extra aandacht vragen. Laten we zeggen dat we een soort harmonica van oefeningen maken die we kunnen uitrekken of samendrukken.

Mogelijke oefeningen
Er zijn ontzettend veel oefeningen te bedenken en te vinden, ook via internet. Hieronder volgen er een paar per onderwerp, met een verwijzing naar literatuur of websites.
Energizers: energizers zijn bedoeld om het energiepeil in een groep omhoog te brengen. Je kunt denken aan renspelletjes (kat-en-muis), springen, jezelf wakkerkloppen van top tot teen, je gezicht en handen masseren.
Dansen op muziek: de leerlingen dansen in een kring, en om beurten mag iemand de dans leiden door een pas of beweging voor te doen. De rest volgt.
Koek-in-de-pan: alle kinderen liggen in een rij (of meerdere rijen van 8 (of meer) kinderen) op de grond. De koekebakker roept: 1 2 3 wentelen links (of rechts)! Alle kinderen in de rij moeten tegelijkertijd eenmaal links omrollen (of rechts).
www.werkvormen.info; ‘Energize / II’, Erwin Tielemans, 22.75 euro bij Bol.com.
Hier vind je ook oefeningen voor communicatie en samenwerking.

Concentratie: na het rondrennen is het handig om de kinderen weer terug bij zichzelf te brengen. Door hun aandacht naar hun lichaam te richten, worden ze rustiger en leren ze contact te maken met hun lijf en te luisteren. Bijvoorbeeld: “sta eens goed op twee voeten, en verplaats je gewicht van je hiel naar je tenen. En weer naar je hielen. Probeer hoe ver je kunt gaan zonder om te vallen. Zoek nu het midden.” En/of: “Verplaats je gewicht van de linkerkant van je voet naar je tenen. Van je tenen naar de rechterkant van je voet. Naar je hielen. Zo draai je een rondje. Draai een paar rondjes achter elkaar en kijk hoe groot je kan draaien zonder om te vallen. Maak het rondje steeds kleiner tot je in het midden staat.” En/of: “Voel je tenen op de grond. Ga met je aandacht naar je linker kleine teen. Voel je je schoen tegen je teen? Ga met je aandacht naar je schouders en probeer voor je te zien hoe recht (of niet) je schouders zijn. “ Hier kun je zelf op varieren.

Concentratie, ruimte, ik en jij: Wandel eens rond in de klas. Als ik klap moet je stilstaan, maar de ruimte moet perfect verdeeld zijn: overal moet iemand staan, en nergens mag een groot gat zijn. Als je dit een paar keer hebt gedaan, laat je de kinderen stil staan en hun ogen sluiten. Zonder hun ogen open te doen, moeten ze nadenken over wie er links van ze staat, wie rechts, wie het verst, wie het dichtstbij. Horen ze elkaars adem? Wie is het stilste? Kunnen ze allemaal geruisloos gaan zitten? Gaan staan? Hierbij kun je 1 leerling vooraan neerzetten met de ogen dicht om te luisteren.
Deze oefening kun je ook varieren: hoeveel mensen zijn er van plaats verwisseld? Etc

Fysieke oefeningen: waarom? Als je zingt ben je je instrument.
Het losschudden van ledematen, op en neer springen, afrollen en oprollen, rekken strekken (even het huis verbouwen: lampjes uit het plafond draaien , muren schilderen etc etc).

Adem: hondje op een hete zomerdag: hijgen. Klein hondje, grote hond etc. Psssssssssst! Trein: sj sj sj sj sj sj. Wie kan het langste zachtjes op een sssss uitademen? Briezen als een paard.
Vocaal: briezen als een paard met geluid en toonhoogte: soort sirene. Sirene zonder briezen: van heeeel laag naar heeeel hoog op een oe of aa. Kleine hoge geluidjes als een piepklein stripfiguurtje. Serieuze zang-oefeningen: op een kwint op verschillende lettergrepen (bij kleintjes kun je een oefeningetje maken op hun naam, bijvoorbeeld: c d e f g f e d c op Noooooooortje, of Lolololololola, of oma etc etc. Ze kunnen zelf aanvullen. Grotere sprongen in een drieklank of drieklank met octaaf op papapa, klinkers, staccato of legato. Legato: mooie toonladders op doremi of klinkers. Dan kun je de stap maken naar een hobbel in een liedje: gek interval of een lange noot, lange zin op 1 adem of moeilijke tekst.

Vocaal muzikaal: samen een liedje maken op losse lettergrepen of klanken. Tonen van elkaar overnemen. Klankvelden maken op diverse klinkers. Het liedje steeds hoger of steeds lager zingen. Zachter/luider. Met kiezen op elkaar (heel erg fout) of met je mond lekker open (heel erg goed).

Dit is een willekeurige greep uit heel veel materiaal. Wie vragen of suggesties heeft, of meer wil, of specifieker: mail gerust.