Wat voor stem?

Wat voor stem heb ik?

© Renée Harp 2012 conservatorium van amsterdam

`Kun je mij zeggen wat voor soort stem ik heb?´ is een veelgestelde vraag. Soms is die vraag gemakkelijk te beantwoorden, maar vaak niet.

Er spelen allerlei aspecten een rol bij het bepalen van de stemsoort. Het ´bereik´ van de stem (hoe hoog en hoe laag), de kracht, het volume, waar de stem het krachtigst en het meest glanzend is (boventoonrijk), hoe soepel en beweeglijk de stem is, het timbre… Niet al die dingen zijn meteen al hoorbaar. Een stem kan zich ontwikkelen. Als je niet gewend bent hoog te zingen, zijn de spieren in de stemplooien onderontwikkeld met betrekking tot het aanspannen voor hogere tonen. Als je oefent, kan die hoogtevrees overwonnen worden. De stem komt als het ware tevoorschijn. Dan begint de echte kleur van een stem hoorbaar te worden. En je kunt versteld staan van je eigen stem!

Die kleur verdient een column op zich. Een alt klinkt echt totaal anders dan een mezzosopraan. En niet elke mezzosopraan klinkt even lyrisch. Sommige sopranen kunnen gemakkelijk hoog zingen, andere kunnen niet per se heel hoog, maar ze kunnen wel op een typische sopraanhoogte lekker blijven zingen. Sommige tenoren zijn vol en prachtig in de laagte, andere juist in de hoogte. De ene bariton zingt een a1 met gemak, een ander vreest al voor de f1.

De bouw van de stemplooien speelt hierin ook een rol. De lengte, de randen, de diepte. Als stembanden langer zijn (bij lagere stemmen), geven ze een andersoortige kracht bij sluiting dan korte. Logisch toch: al gaan ze net zo vaak open en dicht als een hogere stem (440 herz is immers in elke stem een a1), toch is de spanningsgraad anders omdat ze langer zijn. Ook wordt in het bepalen van een stemtype meegewogen waar een stem overgaat in een ander register.

De klankkleur is niet alleen een gevolg van stemplooibouw, maar ook van je klankkast: de welving van je harde gehemelte, de souplesse van je zachte verhemelte, je neusholte, je wangen, kaken, tanden, tong, keelwand, lengte van het ´aanzetstuk´ (ruimte vanaf je stemplooien naar je mondholte) etc etc.

En dan, stel dat je eindelijk weet waar jouw stem het krachtigste en meest boventoonrijk is, en je hebt te horen gekregen dat je sopraan bent… Dan nog zijn er diverse soorten sopraan. Voor elke soort sopraan is er een andere naam. Afhankelijk van de beweeglijkheid, lichtheid of juist dramatiek in je stem, of je luid kunt zingen, of je lange noten makkelijk kunt aanhouden. Voor het zingen in een koor is dat niet zo relevant, behalve dat je moet weten of je kunt worden ingedeeld bij de sopranen of de alten, de tenoren of de bassen. Voor veel baritons en mezzi is dat af en toe lastig. Maar in de opera is het wel van belang dat je weet wat je stem aan kan, omdat voor elk van die soorten stem rollen zijn geschreven en dat ook nog eens met een bepaalde orkestbezetting. De componist moet precies weten wat een stem kan. Het blijkt dat veel sopranen die de ene rol goed aankunnen, ook een andere vergelijkbare rol goed kunnen zingen. Dus zijn stemmen gecategoriseerd in zgn stemvakken. Lyrische sopraan, dramatische sopraan, lyrisch-dramatische, soubrette, coloratuursopraan. Datzelfde geldt voor mezzi, tenoren, baritons en bassen. Er bestaat overigens nogal wat onenigheid over welke zangers en welke rollen in welke stemvakken passen. En er is ook wel overlap.

De casting van zangers voor een rol in een bepaald stemvak is soms ook nog een kwestie van smaak: wil je als casting director een dramatischer klank of juist een wat lichtere? En dan bestaat er ook nog zoiets als een ´Zwischenfach´, een stemsoort tussen sopraan en mezzosopraan in. Om gek van te worden.

Zin om verder te lezen? Zie:

http://www.singwise.com/cgi-bin/main.pl?section=articles&doc=UnderstandingVocalRangeRegistersAndType