Wat zullen we doen..?

Wat zullen we doen in de les?

Renée Harp © tbv conservatorium van amsterdam 2012

Het (in)spannende van lesgeven is dat je niet met kant-en-klare recepten uit de voeten kunt. Met een van te voren bedacht opzetje of lesplannetje kun je zorgen dat je de lijn vasthoudt, maar er gebeurt zoveel in een les dat je vaak wilt afwijken van dat plan.

Het kan zijn dat je leerling niet goed reageert op jouw instructies, omdat hij/zij die niet begrijpt. Je zult dan via een andere weg je punt duidelijk moeten maken. Het kan ook zijn dat jouw instructies niet precies genoeg zijn, of in te grote stappen. Je kunt dan creatief zijn met je materie, maar soms loop je gewoon vast.

Soms is een leerling aan zijn/haar taks en zie je dat de concentratie verslapt, zodat het het beste is om de les een andere wending te geven. Soms raakt een leerling gefrustreerd over zichzelf omdat iets niet meteen lukt. Dan sta je voor de keuze: laat je het even rusten en kom je er de volgende les op terug, of breek je door de frustratie heen. Ik houd persoonlijk niet van dat laatste, maar heb bij anderen goede resultaten gezien.

Je leerling brengt ook elementen mee waar je geen invloed op hebt: zorgen over thuis of werk, liefdesverdriet, irritatie over gebeurtenissen, menstruatie, verkoudheid, slecht geslapen…

Als je niet verder kunt of wilt met de technische benadering, dan is er nog genoeg om de les van richting te doen veranderen. Richt je dan op andere aspecten, zoals:

1. Tekst: a. Uitspraak; b. Betekenis; c. Overtuiging; d. Subtekst

2. Dynamiek: verander die per zin of per fragment, per deel van een zin, of binnen één lange noot.

3. Zing zonder tekst alsof je een instrument bespeelt, maak een eigen tekst, of zing nonsense jabbertalk.

4. Frasering , ademhaling en accenten.

5. Emoties: speel met de verschillende emoties van waaruit je het verhaal kunt brengen.

6. Training voor uit het hoofd zingen. Training voor een optreden: uiterlijk en presentatie.

7. Rhetorische invulling (zie column ‘Expressiviteit en zingen’).

8. Huiswerk voorbereiden (zie column ‘Hoe moet ik oefenen?’).

9. Oude liedjes zingen, nieuw lied voorbereiden samen.

Hoe je het ook invult: muziek is beweging….

 

Brommers..?

Brommers – Buzzing: A serious case of non-musicality?

Renée Harp © Conservatorium van Amsterdam DOK 2011

Buzzing: a serious case of non-musicality??
In every class room we will find children (or adults) who don’t sing (the right) pitch. They join the chorus but produce an undefined sound. Because the sound they make resembles ‘buzzing’ we call them ‘buzzers’, or ‘brommers’. Many vocal or music teachers have been puzzled: is buzzing a proof for being not musical?
I have had quite some ‘buzzers’ in my singing school, and have always been able to solve the problem. Buzzing is absolutely not a proof for non-musicality, but of a complex of deficiencies, due to inexperience or education.

Singers – instrumentalists
There is a difference in the way singers learn to develop their ‘instrument’, and the way instrumentalists develop their ability to play their instrument. Also musicality takes another place in the lessons. This is due to some differences:The singer IS his/her instrument
The singer HEARS his/her soundproduction differently: from inside and from outside at the same time.

‘Listening’ and ‘hearing’
‘Listening’ and ‘hearing’, therefore play another role. In general you can say that musicians listen on 4 different levels at the same time:
1. You read music and translate that to ‘sound’: a melody or harmony in your mind.
2. You hear that sound in your mind, and translate it to coordinate actions = play your instrument.
3. You check the sound you create on your instrument with the sound in your mind.You check the sound you create on your instrument and the sound in your mind with the sound other instrumentalists make.
All these imaginations of the sound are external, except for the sound you hear in your mind.
4. For singers there is an extra check needed: You must learn to listen to the sound you make and that you perceive from within and from outside at the same time. (Compare listening to your answeringmachine.) That sound should be associated with the mental image of the song, and checked with the the outside sound of piano or guitar.
Especially this last check seems to be difficult for some singers, mostly children. They either lack the technical skill to produce the right pitch, or they don’t listen to the sound they make, because their attention is outside their bodies, and therefore they sing OUT OF TUNE.

This is the basic problem with the so called buzzers (brommers), who don’t seem to be able to intonate properly. Training: train the way they should listen to themselves, and provide them with the technical skills, basically to do with registers (headvoice/chestvoice).
Out of this follows, that singers train their muscles and quality of sound more than the connection of reading and playing. Reading music is not necessary for good singing with musicality.

Problems for children:
Identification with another timbre; with another octave/register; with unfamiliar motives
They need to feel the vibration of another voice to identify.

Tips for extra intonation hear-training:
Start to sing a familiar song. Sing only the first two words, and continue silently singing inside yourself. Sing outloud the last few words. (Check for the teacher)
Same – different ‘game’: recognize the differences
Same vibration – different vibration: if you sing together, does it flow together or does it wring (prime or second f.e.)
Train songs whole – part – whole

Sing!
For the very little ones I use examples of songs out of:
‘Ik wil alles horen’. Meulenhoff educatief, 56 liedjes uit ‘muziek voor de basisschool’.
‘Over de stroom’. www.christofoor.nl, liedjes voor kinderen van 7-14 jaar.

Zingen met kinderen inhoudelijk (2)

angles of zingen met kinderen inhoudelijk (2)

Renée Harp © Conservatorium van Amsterdam DOK 2011

Some facts:

Length of vocal folds: adults have longer vocals folds than kids. Preferred octave to sing: c’-c”; registers: chest / head (passaggio: around c’)
Teens: girls: air on the voice due to growth larynx; boys: mutation: voice drops an octave as a consequence of growing vocal folds
Length of vocal tract (sound tube): grown ups have a larger tube than kids
Stamina for breathing: kids have less lung capacity, less muscle strength and less mental control

Musical memory increases in age; compare remembering loose words or a phrase; remembering a phrase of which you understand the meaning, or nonsense.
Pitch perception: high low
Sound colour in different instruments

The role of singing in playing an instrument:
Suzuki: “Learning music is like learning a language. How does a 2 year old learn a language? Imitation: I repeat the sound mother makes, she doesn’t react, I try again. She reacts but not in the way I want, I try again. Now she reacts with the wished for thing (drink f.e.) -> I found the right word for what I desire. Imitation – reaction

What does singing do?
You train your physical feeling for a melody: higher notes require a bit more energy in your body, more tension in the vocal folds.
You hear the song you have to transmit to grasping the strings or keys. You can check by hearing it halfway outside your mind instead of completely outside your mind.
You can feel:
Phrasing, connection, legato
Breathing, timing of breathing, anticipation of breathing
Meaning, expression (text), rhythm
Intonation, hitting of the right pitch
Memory of a melodic fragment, dynamics
You don’t need complicated grepen on your instrument to be able to produce the song asked.

Problems for children:
Identification with another timbre; with another octave/register; with unfamiliar motives
They need to feel the vibration of another voice to identify.

 

Zingen met kinderen algemeen (1)

Zingen met kinderen algemeen (1)

DOK 2010 Renée Harp Conservatorium van Amsterdam

Zangles geven aan kinderen is ongelooflijk leuk! Kinderen, en tieners natuurlijk eveneens, zijn enthousiast, leergierig, vrij en houden van zingen. Je kunt veel maar niet alles precies zo doen als wanneer je met volwassenen zingt. Een aantal onderwerpen verdienen aandacht.

Onderwerpen die van belang zijn:
Algemeen:
Concentratieboog
Fysiek uithoudingsvermogen
Faalangst – zelfvertrouwen
Cognitieve capaciteit mbt melodische of ritmische fragmenten, toonhoogteperceptie of –identificatie

Niet-muzikale vaardigheden die in de les een rol spelen:
Discipline
Concentratie: hoe te vergroten?
Huiswerk: hoe leer je dat ze? Hoe verwoord je wat je van ze wil? Hoeveel? Wat?
Toewijding/motivatie: hoe krijg en hoe houd je ze gemotiveerd?
Volhouden
Betrokkenheid: vragen/ demonstreren/ spelvorm/ improviseren

Aanpak:
Geven van feedback aan kids: humor/ voordoen-nadoen/ aansluiting vinden bij hun belevingswereld.
Wat wil je dat ze oppikken?
Belonen: positief werkt beter dan negatief (=straffen)
Het becommentariëren van elkaar: vanaf les 1 ze leren hoe ze elkaar feed back moeten geven. Meteen zeggen: wat vond je goed? En dan: Wat kon beter?

Ouders:

Soms zijn de ouders welwillend, behulpzaam; soms zijn de ouders bevooroordeeld jegens hun kinderen (“mijn kind is ….”)Terugkoppeling naar ouders, waarbij je het kind ‘beschermt’. Weten wat je teruggeeft en hoe je dat doet

‘rapportje’

Schrift met huiswerk en complimenten, en met eigen bevindingen van de lessen die jij naleest

Beeld van de ouders – jouw beeld van het kind

Broertjes/zusjes of vriendjes/vriendinnetjes in één les:

Zorg voor onderscheidende opdrachten, waarbij je elk een eigen plek geeft. Laat ze samenspelen, of juist niet als dat niet werkt. Geef ze om beurten les ipv tegelijk. Laat ze elkaar feedback geven. Luisteropdrachten.

Lesmateriaal:
Muzikaal (ook spelenderwijs)
Niet muzikaal: tekenen, opzoeken op internet, filmpjes bekijken, musea, schilderijen, verhalen schrijven
Luistervoorbeelden geven (Suzuki), bijvoorbeeld via mp3
Oefenmateriaal op bladmuziek of ingespeeld op mp3
Theorie?

Vervelend gedrag, grenzen stellen of eisen stellen?
Afspraken maken
Regels opstellen (evt samen)
‘contractje’ opstellen met do’s and don’ts en samen ondertekenen

Opbouw van een les:
Begin: teruggrijpen op gegeven huiswerk
Warming up?
Techniek
Muziek/ interpretatie/ spel / improvisatie
Nieuw huiswerk
‘concertje’, voor ‘het lieve vaderland’ wegspelen

Opbouw van een oefensessie thuis

Andere methodes:

Suzuki, Kodaly

Talentloosheid = hopeloosheid?

Wat is talent? Wat is gebrek aan talent? Wanneer kun je spreken van een gebrek aan talent? Of kun je ook spreken van een sluimerend kind? Laatbloeiers?

Hoelang mag je een kind de kans geven te ontwaken? Kun je ‘andere wegen naar Rome’ bewandelen om muzikaliteit te laten ontstaan? Op welke leeftijd kun je resultaten verwachten?

Onderschat je eigen invloed op een kind niet

En last but not least: hoe serieuzer jij hem/haar neemt, hoe serieuzer hij/zij jouw lessen neemt.

 

Mijn instrument: de stem

Mijn instrument: de stem

Renée Harp © tbv conservatorium van amsterdam 2012
Het is gebruikelijk in vele methodes en literatuur over zang om het instrument ‘stem’ onder te verdelen in drie onderdelen:

1. Motorische
2. Vibratorische
3. Resonatorische

Hoewel iedereen het er over eens is dat goed zingen niet alleen afhankelijk is van goed stemmateriaal maar ook van hoe je dat stemmateriaal ontwikkelt en inzet, wordt dat laatste over het algemeen niet gezien als een apart te noemen onderdeel. Ik doe dat wel, omdat het zonder het vermogen het instrument te besturen erg twijfelachtig is of je ooit een echt goed (professioneel) zanger zult worden. Er valt over dat besturen net zo veel te schrijven als over de anatomie.

4. Besturing: talent

In vocaal onderwijs komen deze vier onderdelen aan bod. De volgorde waarin ze zijn gerangschikt, is ook de volgorde waarin het instrument wordt opgebouwd. De adem is essentieel voor het trillen van de stemplooien, en pas als de stemplooien goed sluiten, heeft het zin om aan resonantie te werken. Als de stem goed ‘zit’, kan er gewerkt worden aan een performance of een carrière.
In de meeste lessituaties wordt niet meer alleen aan het opbouwen van de stem gewerkt: de ‘bel canto methode’. In de periode van het Bel Canto werd eerst door middel van oefeningen in een progressie van stappen gewerkt aan de stem. Als de zanger de perfecte beheersing had over de techniek, werd hem toegestaan met een aria in het openbaar op te treden. Daar ging jaren (7, 8 jaar) overheen. Tegenwoordig kiest men veelal voor de ‘Song Approach’, waarin al dan niet met een warming up vooraf gewerkt wordt aan repertoire.Aan de hand van de moeilijkheden in dat repertoire worden oefeningen ingepast. Tijdens het onder de knie krijgen van dit repertoire komt een zanger zichzelf tegen, zijn kwaliteiten en twijfels, zijn plezier en zijn tekortkomingen. Zo zijn we dan al beland bij de besturing: hoe ga je om met je instrument? Hoe krijg je voeling met je spieren? Wat werkt voor jou wel en wat niet? Hoe houd je het vol? Hoe kun je de muziek laten klinken door middel van jouw stem? Hoe vertolk je voor publiek? Wat wil je bereiken?

Er zijn vele cursussen en lessen podiumpresentatie, faalangst, omgaan met stress etc etc waarin aan het 4e punt extra aandacht wordt besteed. Niet alleen voor zangers, maar voor musici in het algemeen. Wat zangers onderscheidt van andere musici is dat hun instrument IN hun lichaam zit, en gedeeltelijk ook van binnen klinkt. Je bent je instrument. Bovendien uit psychologische druk zich rechtstreeks in spierspanning rondom het strottenhoofd en in het zachte weefsel in de stemweg. Daarmee spreken de stemplooien anders aan en zijn de resonantieruimtes anders gewelfd: het voelt anders, het klinkt ook anders.

Ten behoeve van het inzicht en overzicht staat hieronder schematisch gerangschikt wat per onderdeel kan worden getraind.

HET INSTRUMENT: de stem

Motorisch = adem
a. Inademing: ‘schöpferische Pause’/ ontspanning
b. Uitademing: airflow (luchtstroom) /airpressure (luchtdruk) / docering uitstroom/snelheid luchtstroom (velocitiy)

Vibratorisch = het trillen van de stemplooien
a. Het sluiten (en trillen) van de stemplooien: stembron
b. Registers: 1. benaming: mode 1/borststem/dik/modaal en
mode 2/kopstem/dun/falset
2. mechaniek: Tilt: 1. ringkraakbeen (cricoid)
2. schildkraakbeen (thyroid)

Resonatorisch = stemweg/klankkast ; zangersformant
Lippen, tong, velum, kaak, larynx, neusholte, pharynx

Besturing = het vermogen ; talent
a. muzikaal inzicht
b. ‘zangersinstinct’: vocaal inzicht
c. psychologisch inzicht: incassering, zelfkennis, zelfvertrouwen
d. vertolking: dramatisch op podium of in pedagogische vorm
e. focus
f. attitude: discipline, concentratie, leerhouding, toewijding
g. carrièredrang: inzicht in sociaal en cultureel werkveld

Zingen of rondzingen..?

Zingen of rondzingen…?
De do’s en don’ts van het zingen met microfoon

Renée Harp © 2012 in reactie op vragen van leerlingen

Algemeen:

Allereerst is de microfoon geen vervanging voor een goede zangtechniek. Je kunt met een microfoon bepaalde effecten versterken, maar dan moet je ze nog wel zelf kunnen maken.

Er zijn diverse soorten microfoon: met draad, met standaard, draadloos en als head set. Niet alle mics zijn door jezelf te gebruiken om volume en kleur te regelen. Meestal wordt door een geluidstechnicus geregeld. Je kunt in een sound check vooraf aangeven hoe je stem gemixt kan worden met de band. Ook het volume wordt door hen afgeregeld. Een handmicrofoon geeft je de gelegenheid te spelen met het geluid.

Het is onmogelijk om over onversterkt boven een band uit te zingen. Versterking zorgt ervoor dat je hoorbaar bent, met behoud van alle effecten, zoals zacht en soepel zingen, in falsetto quality (met lucht) of speech (als spreken). Als je heel luid zingt, is de dichtheid van je stemgeluid anders. Het klinkt compacter, feller, dramatischer, maar ook wat dunner. Met andere woorden: je past dezelfde nuances toe als wanneer je onversterkt zingt. Misschien is het zelfs makkelijker heel zacht en fluisterend te zingen, terwijl je de zaal nog helemaal vult met je stem.

Met microfoon is de dictie anders dan wanneer je akoustisch zingt. Onversterkt zingen vergt pittige medeklinkers om de tekst te kunnen projecteren; versterkt zingen vraagt juist om minder ‘ploffende’ medeklinkers.

Tips voor het gebruik van een handmicrofoon:Oefen met de standaard, zodat je niet hannest, struikelt of de mic er niet uitkrijgt als je op het podium staat;

Vergeet niet je microfoon aan te zetten, als er een knopje op zit;

Sla het snoer een keer om je hand voor je de greep vastpakt, om te voorkomen dat je de stekker eruit trekt als je op het snoer stapt;

Friemel niet met je hand aan mic of draad;

Houd je hand of vingers niet om de kop, dat vervormt het geluid, en geeft kans op piepen of rondzingen;

Houd de microfoon recht voor je en zing er goed in;

Raak hem niet met je lippen aan, niet zo fris…;

Gebruik een plofkapje tegen het ploffen van medeklinkers, of oefen ze zo dat ze niet ploffen;

De afstand en de hoek van mond en mic beïnvloeden het volume en de klankkleur

Beweeg je in een dans of kijk je rond, neem je mic mee, anders verandert het geluid, of valt zelfs weg; je kan met je mic arm helaas niet mee gebaren, anders verdwijnt het geluid;

Houd met de stand van de mic rekening met het feit dat je voor publiek staat, en dat dat je ogen en gezicht wilt zien. Als je de mic te laag zet, kijk je omlaag;

Zet als je een standaard gebruikt, deze goed neer, zodat hij niet omvalt of heen en weer zwaait als je rondloopt.

 

Uit je leven gegrepen

Uit je leven gegrepen…

Renée Harp © 2012 in reactie op verhalen van leerlingen

Het mooie met het leren van iets nieuws is dat je in dat leerproces jezelf tegenkomt op dezelfde manier als in andere situaties. Ik ben al vierentwintig jaar serieus met zingen bezig, en zag die confrontaties in mijzelf niet meer zo scherp. Omdat mijn dochter viool ging spelen toen ze 4 jaar was, en ik gecharmeerd van de zgn Suzuki methode besloot méé te beginnen, viel ik met mijn neus in mijn boter.

Het leren viool spelen, stap voor stap, legde mijn eigen denkstructuren en geautomatiseerde reacties en oplossingen bloot. Het fascinerende was dat ik ze helemaal kon volgen, omdat ik in de loop van de jaren geleerd heb ze bij anderen te zien en hen daarbij te coachen. Het was alsof ik mijn schedel kon lichten en mee kon kijken met de hersenverbindingen.

Een van mijn leerlingen zei: “Goh, ik werk nog net zo hard als jaren geleden, toen ik nog niet zeker wist of ik de dingen die ik moest doen voor mijn werk wel kon.” Blijkbaar had ze haar onzekerheid over haar vaardigheden gecompenseerd met hard werken. En dat harde werken was meegegroeid met haar vaardigheden en ervaring, en was dus steeds harder werken geworden. Bij het zoeken naar de minimale inspanning die nodig is om te zingen, in plaats van de maximum inspanning, ontdekte ze dat haar zelfvertrouwen zo was toegenomen, dat ze het inzetten van hard werken kon herzien. Haar instinct en fysieke gevoeligheid waren enorm gegroeid inde jaren. Ze ontdekte ook dat ze hetzelfde proces doormaakte met betrekking tot haar werk.

Een ander vertelde me dat ze bij autorijden dezelfde denkwijze toepast als bij het oefenen van een lied. Ze vindt het moeilijk om vooruit te kijken, hetgeen je moet doen bij musiceren, en liefst ook in het verkeer. Je moet zien aankomen waar de zin gaat eindigen en hoe lang de zin die volgt zal zijn, zodat je genoeg adem kunt laten instromen. Je moet weten of er een sprong in de melodie aankomt, of er een voor jou lastige noot of struikelbare tekst aankomt. Je moet ook weten of je een gevaarlijke kruising nadert, of een punt waar je extra goed moet kijken vanwege je dode hoek. Ze zegt: “Ik ben zo perfectionistisch dat ik met het moment blijf bezig zijn, in plaats van het los te laten en vooruit te kijken. Daarom vind ik het moeilijk om het overzicht te hebben.” Ze blijft schaven, ook al is het moment voorbij.

Een van mijn leerlingen is zo kritisch op zichzelf, dat hij zichzelf voortdurend hardop staat te be- en veroordelen. In plaats van stap voor stap het probleem te analyseren en aan te gaan, remt hij zichzelf af door zijn energie te steken in zijn frustratie. Hij weet het wel, en herkent het ook. “Dat gebeurt me ook in conflicten. Ik raak overspoeld door mijn emoties, en ga daar dan tegen vechten in plaats van tegen het probleem.”

Mijn achilleshiel is dat ik verdwaal. Ooit heb ik schilderles gehad, en mijn stilleven was in de verste verte niet herkenbaar naar het origineel. Het concept was met mij op de loop gegaan, de kleuren waren anders, de vorm was nóg spannender. Zo is het ook met de muziek. Ik ga erin, en in de werelden die voor me opengaan, raak ik aan het dwalen. Daardoor maak ik fouten, vergis me in de tekst of in de wendingen en herhalingen. Ik geniet erg, maar vooral in mijn eigen binnenwereld.

Tja… leren zingen is net als leren leven…

Hoe krijg ik meer controle?

Hoe krijg ik meer controle?

© Renée Harp tbv conservatorium van amsterdam 2012

Controle krijgen over je instrument is een paradoxaal gegeven. We streven ernaar om de stem ‘vrij’ te maken. Dat wil zeggen vrij van (verkeerde of hyper-)spierspanning. Het doel is dat de stemplooien optimaal kunnen vibreren, zodat er een boventoonrijke stembron ontstaat. Een toon met veel energie, die de weg naar de mondopening gaat vinden via de zgn ‘stemweg’ (vocal tract): onze klankkast met resonantieruimtes.

Vrij maken kan pas als we weten wat we wel en niet moeten doen om die stemplooien optimaal te laten vibreren.

Veel mensen (in de westerse actieve wereld) zoeken het krijgen van beheersing over de stem in het controleren. Controleren wordt veelal vertaald in ‘handelen’, doen, ingrijpen. In de hersenen vindt een razendsnelle check plaats, met een direct oordeel: dit is geen goede klank. De intonatie klopt niet, de trilling klopt niet. De toon is niet helder maar er ruist adem mee. En ga zo maar door. De check vindt plaats op meerdere onderdelen tegelijk: de kwaliteit van de toon, de toonhoogte, de timing, het kinesthetische gevoel en zo voort. Het oordeel wordt meegesleurd in dat tempo. En gekoppeld aan dat oordeel vuren we meteen nieuwe instructies op onszelf af: hoger! Luider! Helderder! Meer kracht!

Een beetje tijd nemen in onze hersens kan ruimte geven om eerst te beschouwen wat er gebeurt, hoe het voelt, hoe het klinkt, en dat zo even te laten voortbestaan om het goed te leren herkennen. Dus in plaats van meteen te oordelen en in te grijpen, eerst gewaar te worden wat er nu is. Het bewustzijn tussen het doen en het opnieuw doen te plaatsen. Wat doe ik eigenlijk?

Dit geldt ook voor de tonen waarvan we zeggen: ‘wow, dat is een prachttoon! Zo zouden we wel willen dat de hele stem klinkt!’ Veel zangers gaan onmiddellijk ‘duwen en trekken’ om de rest van de zin ook zo te laten klinken als die ene prachtige toon. Terwijl het nuttiger is om even te stoppen, en met terugwerkende kracht te hervoelen en herhoren hoe die toon was. Het gekke met ons brein is dat we ons kinesthetisch en auditief kunnen herinneren hoe iets was! Als we dat echt gewaarworden, ervaren, dan kunnen we dat opnieuw oproepen bij een volgende noot. Dus in plaats van nog harder te gaan werken, nog naarstiger te gaan zoeken, laten we het werken even los en ervaren in plaats daarvan.

Misschien is controleren niet zo’n gelukkige term. Het suggereert ingrijpen, bijsturen, actief werken. We willen de stem nu juist niet meer hoeven te controleren omdat we de neurologische verbinding tussen de hersenen en de spieren vertrouwen. We weten door ervaring, bewustwording en beschouwing hoe dit snelweggetje werkt. We kunnen de stem laten gaan. De stem is vrij.

Hoe moet ik oefenen?

oe moet ik oefenen?

Renée Harp © tbv conservatorium van amsterdam 2012

Inleiding:

Een brandende vraag: als ik wil oefenen, hoe kan ik dat dan het beste doen? Er valt over de juiste wijze van studeren zo veel te zeggen, dat er niet een kort antwoord op te geven valt. Allereerst denkt elke docent daar weer een beetje anders over. In verschillende methodes tref je allerlei visies over het goede studeren. Mathilde Marchesi (1821-1913) is heel duidelijk: een half uur per dag maximaal. Eén moeilijkheid per keer. Een goede uitleg van de uit te voeren oefening is essentieel. Een oefening moet je in je hoofd heel goed voorbereiden voor je hem uitvoert.

Anderen vinden een sessie van driekwartier met een pauze en dan weer driekwartier een goede tijdsspanne. En nog weer anderen doen helemaal geen oefeningen: “Als je spreekt, warm je al genoeg op”. Ikzelf ben geen voorstander van niet inzingen. We hebben te maken met een complex geheel van spieren en spiertjes, en die moeten nauw samenwerken, heel precies worden aangestuurd, aanspannen, rekken, strekken en weer ontspannen. Net zoals bij elke fysieke vaardigheid, helpt een goede opwarming. Ook voor de hersens trouwens, die door oefenen worden gefocused op het werk dat te doen is. En een warming up geeft ons de gelegenheid voeling te krijgen met het lichaam.

Ten tweede is niet elke student hetzelfde. Wat voor de één natuurlijk is, blijkt heel lastig voor een ander. Wat je trainen moet (of kan), is dus anders voor elke zanger.

Ten derde spelen de moeilijkheidsgraad van wat je onder de knie wilt krijgen en hoe je die dag in je vel steekt ook nog een rol.

Ingrediënten voor een goede oefensessie:

Naar mijn mening dient een goede oefensessie gevarieerd te zijn, op jouw mogelijkheden en niveau aan te sluiten, je verder te helpen en je te inspireren.

Blokjes zouden moeten bestaan uit techniek, muzikale vaardigheden, tekst, experimenteren, kennis opdoen, zelfvertrouwen vergroten en meer controle krijgen. Een paar beperkingen misschien:Het moet ‘leuk’ blijven, interessant, spannend, ontspannend.

Leg de lat niet te hoog, maar houd je zelf wel bezig.

Ken je grenzen.

Voorbereiding van een goede oefensessie:

Een aantal dingen kunnen je helpen om voor die dag een goede sessie te scheppen. Je kunt jezelf een aantal vragen stellen:Waarom studeer ik: wat wil ik in deze sessie bereiken?

Hoeveel tijd heb ik vandaag?

Hoe voel ik me vandaag: moe, geconcentreerd of juist niet, energiek, enthousiast, gespannen, bezorgd, open etc)

Wat zijn de omstandigheden (ben ik thuis, op school, alleen, buren, heb ik een instrument, computer, wat is de akoestiek)?

Een aantal tips:
– Wees niet strenger dan wijs is vandaag.
– Houd je grenzen in de gaten, en overvraag je niet.
– Concentreer je op één hindernis per keer
– Geef je zelf niet meer dan één instructie per keer
– Beoordeel jezelf alleen naar wat je je zelf hebt gevraagd of opgelegd
– Geef je zelf af en toe een moment om alleen maar te beschouwen in plaats van te oordelen of te bekritiseren
– Bereid je eerst in gedachten voor
– Bouw je lessen zorgvuldig op (zie hieronder voor een voorbeeld)
– Neem kleine stappen, als je wat je bereiken wilt stap-voor-stap benadert heb je een grotere slagingskans
– Heb geen haast: je kunt beter een kwartier zonder zorgen lekker zingen, dan in 10 minuten alle techniek proppen die je maar bedenken kunt…
– Oefen heel bewust; zomaar wat aanrommelen levert vaak meer achterstand dan vooruitgang op.

Houd een notitieboekje bij:
– Wat stel ik me vandaag ten doel?
– Wat voor stappen neem ik om dat doel te bereiken (welke oefeningen bijv)?
– Hoe lang oefen ik vandaag?
– Hoe voelde het? Hoe klonk het? Wat is de winst?
– Kwam ik moeilijkheden tegen? Wat werkte er niet? Schrijf dat op voor je zangles!
– Wat ging er goed? Wat gaf me een goed gevoel (over mezelf)?

De oefensessie, een voorbeeld

Als je wilt zingen om gewoon een lekker gevoel te hebben, zing dan gewoon een lied waar je blij van wordt. Leg de technische problemen even terzijde. In dit geval is je instructie: ‘Zing gewoon wat je leuk vindt’, en speel met je mogelijkheden. Dit versterkt je sterke punten.

Als je je techniek wilt oefenen, of je performance skills, of je tekst, kies dan een sessie die past bij die dag en bij dat doel. Zorg dat je het volhoudt en dat je je doel bereikt (haalbare doelen stellen dus).

Een half uur oefenen zou als volgt kunnen zijn opgebouwd:

5 min warming up van spieren en hersens. Elke combinatie van noten is bruikbaar. Kies verschillende klinkers en lettergrepen. Overleg met je docent welke klank welk effect heeft.

10 min techniek: een rondje techniek kan uit oefeningen bestaan die moeilijkheden in het repertoire aanstippen, maar het is ook goed om een lied te nemen, en daarmee één technisch aspect te trainen. Bijvoorbeeld: sprongen, legato, brilliancy in de klank, klinkers, intonatie, geen lucht, goede frasering, tong, losse kaak, medeklinkers, ademdruk en ademstroom (airpressure, airflow, support), dynamiek, etc. Doe niet het hele rijtje, maar kies er eerst één, en als je er genoeg van hebt ga je over op iets anders. Als je vastloopt, maak je een notitie voor je zangles, en verander je van onderwerp.

10 min interpretatie: vertel het achterliggende verhaal, kies verschillende standpunten, verander van emotie, tempo, karakter, dynamiek en verhaal. Speel!

5 min performance: visualiseer een optreden, met zaal en publiek, podium en belichting, kostuum en orkest. Het traint je voor het moment suprême… Of zing voor iemand in je omgeving. Vergeet alle training en geniet van de muziek!

PS Als je technisch niet vordert, alleen maar in de war raakt of gefrustreerd, spring dan naar een volgend blokje, en pas de sessie aan naar je behoefte. Dit is een voorbeeld, geen regel…

 

Expressiviteit en Zingen

Rhetorische middelen in het zingen van een lied/song

© Renée Harp 2012 conservatorium van amsterdam

Voorbereiding:
W-vragen: wie ben ik? Waar? Wat doe ik hier? Wat voor kleding draag ik? Wat voor stemming voel ik? Welke voorwerpen/rekwisieten horen bij mijn rol? Met wie ‘praat’ ik? Biografie? Wat wil ik vertellen?

Tekstueel:
a. Vertaalslag:
1. Van een vreemde taal –> moedertaal
2. Van gedicht/lyrics –> spreektaal
3. Van ouderwets –> moderne spreektaal
4. Van spreektaal –> jouw eigen taal
b. Tekstbehandeling: ik ga weg: IK ga weg; ik GA weg; ik ga WEG + context

Emoties en sfeer
Verdeel je lied/song in emotie-shifts voor het personage. De muziek geeft het vaak al aan.
Welke emoties wil je dat je toehoorder ervaart? Medelijden, eigen verlangen etc
Is er een subtekst?
Hoe voelt het voor je om het lied te oefenen in ‘onlogische’ emoties?

Visualisatie:
Verdeel je lied in scenes, die je vervolgens regisseert als een filmregisseur. Zie het verhaal in beelden voorbijgaan.

Techniek:
1. DynamiekRallentando / accelerando, rubati, ‘sprezzatura’
2. Uitstellen of vervroegen van medeklinkers
3. Accenten, martellato, staccato, marcato
4. Klankkleur: schel, donker, borststem of kopstem (indien aan de orde), ijl, vol etc.
5. Tempowisselingen